Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [39]Hij is met vuur verbrand; hij is afgehouwen; [40]zij komen om van het schelden Uws aangezichts. 39. Te weten, de stam, vs.16, of hij; te weten, de wijnstok, gelijk vs.9. 40. Te weten, de mensen, en met name uw volk Israel [van hetwelk hier gesproken wordt] vergaat, wanneer Gij uw aangezicht tegen hetzelve zet om den vloek tegen hem uit te spreken. Zie bij hfdst.9 vs.6, de aantekeningen.